Gebieden uit heel Nederland konden zich melden en werden onderworpen aan een zware selectie. Een commissie met vertegenwoordigers uit provincie, gemeentes, waterschap, ministeries, en natuur- en landschapsorganisaties klaarde deze klus. De commissie lette daarbij met name op streekeigen oplossingen voor financiering waarbij nadrukkelijk de stad voor haar ommelanden zou moeten opkomen en ook het bedrijfsleven “de markt ” niet afzijdig mocht blijven ook werd gelet op opschaalbaarheid. De keuze viel uiteindelijk op 4 gebieden:
- Amstelland onder Amsterdam,
- Binnenveld tussen Wageningen en Veenendaal
- Moerenburg Heukelom nabij Tilburg
- En de Ooijpolder bij Nijmegen
Om het gebied de Ooijpolder voor te dragen stuitte lokaal aanvankelijk op enige aarzeling, Begrijpelijk; de Ooijpolder was al eens eerder tot proefgebied uitgeroepen, onder Staatsecretaris Faber uit een Paars kabinet, zonder dat financieringsbeloftes ooit werden waar gemaakt. Daarnaast was de Landinrichting Ooijpolder pas net afgerond en wilden meest boeren – zo was de inschatting – een periode van rust.
Er waren echter ook evidente voordelen aan de gebiedskeuze voor de Ooijpolder. Er was een landschapsveiling gehouden met succes, en er bestond voor het gebied al een door de streek zelf gemaakt Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Bovendien waren er bestuurders in gemeenten, bij de provincie en uit het bedrijfsleven begaan bij het gebied.
Daarnaast was bij de opstelling van het LOP in Ooijpolder Groesbeek al rekening gehouden met de door VNC benoemde faalfactoren. Het LOP benoemde duurzame en afdoende betaling en geen planologische schaduwwerking. Om het LOP uit te voeren was er bovendien een organisatie opgericht door de gemeenten Millingen, Groesbeek en Ubbergen en de stad Nijmegen: Via Natura was het loket voor de eigenaren en boeren in de streek.